Stevig staan

Eeuwigheidszondag is voor veel mensen een heel speciale zondag. Het is een zondag die veel meer dan andere zondagen kan raken. Een goede stevige preek spreekt je geest aan, je verstand – misschien wel veel eerder dan je hart, maar meer dan andere zondagen, kan deze zondag je in je hart raken, want op eeuwigheidszondag hebben emoties een plek – meer dan op andere zondagen. Dat kan ook haast niet anders, want op Eeuwigheidszondag rakelen we moeilijke momenten op, brengen we in herinnering de mensen die er niet meer zijn. De één heeft nog maar kort geleden iemand verloren aan de dood, voor de ander is het in tijd al langer geleden – maar wat is tijd in dit verband…?
Er zijn ook mensen die moeite hebben met deze zondag – juist vanwege de emoties. Omdat het in de kerk niet om ons zou moeten gaan, maar om de Heer van de kerk. Ik denk niet dat het één het ander uitsluit. Want wanneer de Heer van de kerk centraal staat, dan gaat het óók over ons. En dan niet alleen over ons wanneer wij op ons paas-best zijn, maar het gaat over ons zoals wij zijn. En ik hou er eigenlijk niet zo van om dat zo te zeggen, omdat het zo fatalistisch klinkt: ‘zo ben ik nou eenmaal’ of ‘je moet me maar nemen zoals ik ben’ – zo bedoel ik dat niet, sterker nog: dat lijkt ook niet zo christelijk te zijn. Wat ik bedoel is: voor God hoeven wij ons niet anders voor te doen. Als wij verdriet hebben, dan mogen wij bedroefd zijn. Als wij huilen, dan hoeven we onze tranen niet binnen te houden. Als wij ons eenzaam voelen door het gemis, dan hoeven we onszelf niet te overschreeuwen met een lach.
Maar…in Gods aanwezigheid blijven wij niet dezelfde. De Heer van de kerk laat zijn kerkgangers niet onberoerd. Hij troost ons in ons verdriet, Hij droogt onze tranen, Hij omringt ons in onze eenzaamheid. Hij geeft ons licht aan de horizon – de duisternis blijft niet donker. Hij geeft ons hoop, uitzicht, het perspectief van leven.

Soms – dan lijkt het wel alsof wij beheerst worden door onze emoties. Soms – dan is het net alsof het gemis allesoverheersend is. Op andere momenten merk je ineens dat het verdriet niet meer zo scherp is, dat de momenten van gemis niet meer zo lang duren. Dat is wat rouw met je doet: je verwerkt het verlies. Dat betekent niet dat het er niet meer is, maar het heeft een andere vorm gekregen.
Een paar weken geleden had ik brooddeeg gemaakt met de jongste twee kinderen. Knutselen met wat er in het keukenkastje te vinden is – makkelijker kan het niet. Je mengt bloem met wat olie en flink wat zout en kleien maar! Daarna afbakken en van een laagje verf voorzien en je hebt een blijvend kunstwerk. Het zout dat je vermengt met de bloem en olie verdwijnt niet, maar je verwerkt het en het verandert: in het brooddeeg is geen korreltje zout meer te zien, maar je wéét dat het erin zit – één likje is genoeg ;-) – en het is zelfs noodzakelijk, want anders wordt het geen goed brooddeeg, het is nodig om het brooddeeg de juiste structuur te geven.
Misschien is het verwerken van verdriet wel iets soortgelijks… Je verdriet en je tranen verdwijnen niet, maar je verwerkt het tot iets goeds. Zelf zie je daar misschien weinig heil in of heb je daar de puf niet voor, maar de Geest wil je daarin leiden. Want God wil zijn kinderen troosten, Hij heeft ons geluk voor ogen.

Daarom:

Gezegend wie op de HEER vertrouwt,
wiens toeverlaat de HEER is.
Hij is als een boom geplant aan water,
zijn wortels reiken tot in de rivier.
Hij merkt de komst van de hitte niet op,
zijn bladeren blijven altijd groen.
Tijden van droogte deren hem niet,
steeds weer draagt hij vrucht.

Jeremia 17:7-8

Wanneer je niet aan de slag gaat met je verdriet, wanneer je niet verder kijkt dan ga je zelf ook een beetje dood van binnen. Ik denk dat je dat allemaal wel een beetje herkent: wanneer je gebukt gaat onder gemis en verdriet dan kun je wegkwijnen, dan is er geen glans meer in je ogen, er is geen blos meer op je wangen, je sleept jezelf voort alsof iedere beweging teveel moeite is. Alsof je een stuk dood hout bent dat bij de minste of geringste zucht wind kan afbreken of omknakken.
Gezegend ben je als je niet een stuk dood hout bent, maar levend hout, met uitlopers en wortels die diep de grond in zijn gegaan op zoek naar water. Wanneer je zo’n boom van ’n kerel, zo’n boom van een dame bent, dan ben je bestand tegen de verzengende hitte, dan blijf je staan in droge, barre tijden – dan draag je zelfs nog vrucht als dat onmogelijk lijkt te zijn.

De woorden van de profeet Jeremia zijn hoopvol. Ook omdat ze terugkomen in de woorden van het visioen van Johannes over de nieuwe aarde, het nieuwe Jeruzalem, het leven tot in eeuwigheid bij de Heer. Ook dan wordt er gesproken over een boom die niet ophoudt zijn vruchten te geven. Het levende water voedt de boom. stroomt door de wortels de stam en de takken in, zorgt voor krachtige, groene bladeren. Een boom die staat:

In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing.

Openbaring 22:2

Wat dor en droog is, wat verschraald is en dof – dat krijgt nieuwe glans, dat krijgt nieuwe kracht, dat krijgt nieuw leven. Dat is de opstanding. Zo begraven we ook onze geliefden: als zaad in de aarde – zo droog en dor en doods – maar dat opkomt op de dag dat de Heer van de kerk terugkomt. Dan zullen we zien dat wat verborgen in de aarde was tot leven komt, schitterend als nooit tevoren. De mens die wij korter of langer hebben gekend is niet verdwenen, maar wel anders: hersteld, vernieuwd, verwerkt.
Gezegend de mens die op de Heer vertrouwt. Niet alleen in de mooie perioden van het leven, maar juist ook in die donkere tijden, in die momenten van verlangen en verdriet. Juist dan mag je door je tranen heen kijken naar de Heer die is opgestaan en leeft. Zijn licht schijnt over jouw betraande gezicht. Je richten op degene die er niet meer is, je wenden tot dat wat er niet meer is, de herinneringen die alleen nog herinneringen zijn en misschien wel steeds vager wordende herinneringen zijn – dat heeft geen zin. Dan begraaf je jezelf in je verdriet. En soms kan ik me echt voorstellen dat dat het enige is wat je zou willen. En tegelijkertijd: in de bijbel klinken woorden van troost, van hoop, van leven.

Ik hoop dat je het voor je kunt zien hoe jij zelf een boom bent. Misschien maar een kale stam, misschien wel gescheurd omdat er een belangrijke tak is afgebroken, misschien maar een dun twijgje – maar jij bent een boom. Ik hoop dat je het je voor kunt stellen dat het wáár is wat Jezus heeft gezegd: ‘Ik ben het levende water’ – wie van het levende water drinkt, zal nooit meer dorst hebben.
Daarom is je situatie nooit hopeloos. Hoeveel verdriet je ook hebt, hoe groot je gemis ook is – je situatie is niet zonder hoop. Onze Heer is het levende water. Wie op Hem vertrouwt, zal leven – ‘ik zal niet sterven, ik zal leven en de grote daden van de Heer verkondigen’. Dat is onze hoop. Wie op Hem vertrouwt, mag dan wel sterven in het aardse leven, maar dat is nodig om op te staan bij Hem en voor Hem te leven en Hem te eren.
Onze Heer is het levende water – het leven is voor het grijpen. Je hoeft je handen maar uit te strekken om het te kunnen vatten. En zelfs als je dat niet meer kunt dan is een groot verlangen al voldoende. Hoe sterk is verlangen wel niet?! Wie hevig verlangt die trekt het water vanzelf naar zich toe. Een paar druppels is al genoeg om niet af te sterven. Laat staan als het water rijkelijk kan stromen.

Gezegend de mens die op de Heer vertrouwt. Dat mijn gebed: dat u allen mens mag zijn die op de Heer vertrouwt. Juist wanneer uw gedachten worden weggeleid naar wat er niet meer is. Rouw daarover, heb verdriet en verwerk je tranen, want de Heer geeft je een nieuw verlangen: verlangen naar het levende water, verlangen naar het leven, het leven in zijn nabijheid, in zijn heerlijkheid tot in eeuwigheid.

Plaats een reactie