Heb ik voldoende oog voor armoede?

38 Tijdens zijn onderricht zei hij: ‘Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, 39 en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: 40 ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!’

41 Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist.42 Er kwam ook een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een quadrans. 43 Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; 44 want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.’
[Het evangelie van Marcus, hoofdstuk 12 vers 38 t/m 44]

Het is in de laatste dagen van Jezus’ leven op aarde. Nog even en er komt een gruwelijk einde aan zijn aardse bestaan. Als lezer, hoorder van het evangelie voel je de toenemende dreiging. Terwijl de mensen in de straten van Jeruzalem zich van geen kwaad bewust zijn… Ook al heeft Jezus hen er op gewezen, ook al weten ze wat Hem te wachten staat – ze kunnen zich er blijkbaar geen voorstelling van maken, want wat niet is, bestaat niet… Een soort struisvogelpolitiek – en je kunt het ze nog niet eens kwalijk nemen ook. Je ziet Jezus door de straten van Jeruzalem lopen. Ogenschijnlijk doelloos, maar Hij beweegt zich in de richting van de tempel. Niet zo verwonderlijk: dat was natuurlijk ook het hoogtepunt van de stad. Hij trekt veel bekijks, de mensen luisteren graag naar zijn onderwijs, zijn leerlingen horen Hem graag spreken. En zo waarschuwt Hij hen ook voor bepaalde Schriftgeleerden. Let op: bepáálde Schriftgeleerden – Jezus scheert ze niet allemaal over één kam. Het gaat Hem om de mannen die uit zijn op persoonlijke roem en eer. De mannen die graag gezien en gehoord worden.

‘Zij verslinden de huizen van de weduwen en bidden lang voor de schijn.’

De Schriftgeleerde die zo doet, houdt zich dus niet aan het grote gebod waar Jezus eerder over sprak met een andere Schriftgeleerde. Want God liefhebben met je hele wezen betekent dat je ogen gericht zijn op deze wereld: op je naaste. De liefde voor God is het eerste gebod, maar het tweede gebod wordt door Jezus gelijk genoemd aan het eerste. Er is dus wel een onderscheid, maar er is geen kwalitatief verschil: ze zijn allebei even belangrijk. Ze kunnen niet zonder elkaar.

Een vroom leven kan dus niet zonder diaconaat. Je kunt wel helemaal ‘in de Here zijn’, maar als dat geen vrucht geeft in de verhouding tot andere mensen – dan klopt er iets niet. Als die Schriftgeleerde waar Jezus het over heeft werkelijk zo intensief aan het bidden zou zijn, dan zou hij ontdekken dat de Heer hem in deze wereld heeft geplaatst als wijze man, om alle facetten van Gods woord te ontdekken. Om de mensen voor te gaan en te onderwijzen in een geestelijk leven dat óók de zorg voor wezen en weduwen omvat, dat zorg draagt voor de armen, de hulpelozen.
En dat gebeurt dus niet. En daarom zegt Jezus: jullie verwoesten de huizen, de huishoudens, de gezinnen van de weduwen, omdat jullie nalaten om voor hen te zorgen. Denk nog maar eens aan het verhaal van de Barmhartige Samaritaan – de priester en de leviet lopen met een boog om de ellende, de behoeftige heen. Dat heb je soms met religieuze mensen: die zijn als het ware niet meer van deze wereld. Die onttrekken zich haast aan de wereld en alles wat daarin aan nood is. Maar je kunt de werkelijke nood van mensen niet weg bidden. Of relativeren met het oog op zijn toekomst. Je kunt je ogen niet sluiten voor de ellende van de ander. Dat is ook waar Jezus op doelt als hij tegenover de schatkamer van de tempel zit.

Hoe dat er precies aan toe ging daar – ik weet het niet. Maar het is méér geweest dan alleen een grote spaarpot. Misschien heb je wel eens zo’n tekening of schildering gezien bij dit bijbelverhaal, zo’n plaatje waarop de vrouw gebukt bij een kist stond om een paar muntjes in de gleuf te stoppen… Maar het was méér dan een grote spaarpot. Het was werkelijk een schatkamer waar geld gebracht werd. Er was een priester aan wie je moest vertellen hoeveel je brengen kwam en dat werd luid en duidelijk verkondigd. Hartstikke leuk natuurlijk als je veel kwam brengen, want oh…wat zullen de mensen nu goedkeurend naar je kijken als je straks de schatkamer verlaat. Maar och, arme vrouw…je schaamt je waarschijnlijk al vreselijk dat je niet meer kunt geven en dan wordt het ook nog eens voor iedereen duidelijk dat je zo arm bent als Job… Wat een beschamende vertoning daar bij de schatkamer.

Tegenover de vele rijken die veel geld kwamen brengen, staat deze ene weduwvrouw – armlastig als ze is, komt ze daar met haar twee muntjes. Twee muntjes die samen één quadrans waard zijn, 1/64ste deel van een dagloon… Met andere woorden – ’t is niks wat ze geeft. En Jezus ziet het gebeuren. En is Hij dan hetzelfde als veel andere mensen? Reageert Hij dan hetzelfde door deze vrouw de hemel in te prijzen om wat zij doet en zo voorbij te gaan aan haar nood? Nee. Jezus ziet het schrijnende van deze situatie: want wat is het waard als er veel rijke mensen hun geld komen brengen in de tempel terwijl er een arme weduwvrouw is die eigenlijk niets te geven heeft? Wat is het waard als je je geld bij de Heer komt brengen terwijl er een naaste is aan wie je het had kunnen geven… Wat kom je dan in de tempel doen? Al die rijkdom van de schatkamer – wat is het waard, wat stelt het voor? Niets. Het is waardeloos, het is net zo weinig van waarde als die twee muntjes van de vrouw.

Daarmee legt Jezus precies de vinger op de zere plek. Wat stelt je liefde voor God voor als je je naaste niet liefhebt als jezelf?

Wat betekent dat nu voor ons leven? Dat vind ik dus echt een moeilijke vraag. Als dominee word je opgeleid om de bijbeltekst uit te leggen en dat kan ik ook wel. Maar het toepasbaar maken in de huidige tijd…ik vind dat steeds ingewikkelder worden. Ik hoor natuurlijk ook wel de berichten over koopkracht en zorgverzekeringen. Ik lees over het geklaag en de zorgen die mensen zich maken. Maar ik las van ’t weekend ook een opinieartikel waarin stond dat we het in Nederland – ondanks alle bezuinigingsmaatregelen – nog steeds ontzettend goed hebben. Op Luxemburg na schijnen we per hoofd van de bevolking het meeste te verdienen van alle Europeanen. En dat terwijl we ongeveer de kortste werkweek hebben.

Over vijf jaar zijn wij gemiddeld per inwoner nog steeds een van de rijkste landen ter wereld. Zo beschouwd is er nog niet zo veel aan de hand. Maar, er zijn mensen die wel degelijk fors in inkomen achteruit dreigen te gaan. Het wordt lastiger, omdat als de koek niet groeit en we de zwakkeren willen helpen, dit alleen maar kan door de sterkeren te laten inleveren. Solidariteit wordt in een context van lage groei eerder en zwaarder op de proef gesteld.

Met andere woorden: armoede is in ons land betrekkelijk. Het is armoede naar onze maatstaven. Je bent hier arm als je geen eigen huis kunt kopen, als je niet dagelijks een flinke portie vlees bij je warme maaltijd kunt betalen, als je vakantiegeld gebruiken moet om je rekeningen te betalen in plaats van je vakantie. Als je niet jaarlijks een nieuwe garderobe kunt aanschaffen. Maar als je haast wekelijks uit kunt gaan en je vrienden kunt trakteren op een rondje – hoe arm ben je dan? Als je complete pakketten vuurwerk koopt om in één keer de lucht in te knallen – hoe arm ben je dan?
Je moet je bedenken dat wanneer je hier arm bent, je altijd nog veel meer hebt dan mensen in een willekeurig 3e wereldland. Even een zijspoor: verknalhetniet.nl vraagt trouwens om geen vuurwerk te kopen maar in plaats van  daarvan het geld te besteden aan ontwikkelingshulp, omdat de regering daar 1 miljard euro op wil bezuinigen. Ik zou zeggen: als je het zo leuk vindt…doe het één en laat het andere niet na…
Vergeet niet dat we met elkaar een bepaalde levensstandaard hoog houden die niet normaal is. En in plaats van klagen dat we daar niet meer aan kunnen voldoen, kunnen we beter onze levensstandaard verlagen. Maar goed, we dwalen bij de schatkamer van de tempel weg… Even kijken of je ons geven in de kerk kunt vergelijken met het geven van gaven in de schatkamer. Stel nou dat we die vergelijking inderdaad kunnen maken. Kijk, dan zou Jezus misschien ook wel van ons kunnen zeggen dat onze collecte waardeloos is, omdat er in onze omgeving mensen bijdragen terwijl ze eigenlijk tekort komen.
Met andere woorden: hoe zitten wij hier in de kerk? Zijn we hier puur voor onszelf? Komen we nou echt alleen maar om de relatie tussen God en jou te vieren. Zit je hier nu echt met oogkleppen op: blind voor de mensen die om jou heen hebben plaats genomen, doof voor hun geroezemoes en hun pogingen om een gesprekje met u te beginnen? Want dat is waar dit verhaal mij op wijst. Geef ik de liefde, genade en ontferming die ik van God ontvangen heb voldoende handen en voeten in mijn omgaan met andere mensen.

Ik vind dat een moeilijke vraag, want wanneer is het genoeg? Wanneer is het voldoende? Hoeveel kun je missen? Mag je ook nog genieten en mag dat ook wat kosten? Laatst werd er weer tegen mij gezegd dat ik verre van eenvoudig leef en dat raakt mij. Dan voel ik mij onterecht beoordeeld en krijg ik de neiging om me te gaan verdedigen. En dat is natuurlijk ook niet nodig en niet de bedoeling, want je moet niet te koop lopen met dat wat je eventueel aan goed zou doen – dan zou ik net zo’n Schriftgeleerde kunnen lijken die het om de eer doet en dat wil ik niet. Maar hoe dan?
Ik kom daar niet uit. Ik lees de bijbel en vind daarin zeker wel richtlijnen, maar mij bekruipt altijd het gevoel nooit genoeg te doen. Iemand wees me op Moeder Theresa en ineens herinnerde ik me haar uitspraken die ingelijst hingen op de gangen van het tehuis waar wij Stella ophaalden:

We can do no great things, only small things with great love.

Misschien vind je het niet concreet genoeg, maar ik kan het niet voor een ieder van jullie praktischer maken. Als je concrete handvatten wilt, dan kom je daar samen met God wel uit – die overtuiging groeit dan vanzelf in je hart, misschien wel zoals het lied ‘Voorzichtig’ van de Schrijvers voor Gerechtigheid zingt:

Breek ons voorzichtig
voor uw gebroken wereld.
Beweeg ons steeds dichter
naar uw bewogen hart.

bewerking van de verkondiging uitgesproken in de Gereformeerde Kerk Ottoland op zondagmorgen 18 november 2012

5 reacties

  1. 1/64 van bruto- bruto dagloon = € 3,125 x 200 werkdagen = € 625,- per jaar. Heel veel geld voor een arme weduwe #denkdenk
    Gaat het wel goed als we rekensommetjes loslaten op een Bijbel verhaal ?

    • Ze zegt hier 1/64 van een bruto DAGloon. Ik verdien geen 3125 euro per dag. Maandloon is ongeveer 1500 euro, per dag is dat ongeveer 75 euro. 1/64 hiervan is zo’n 1,17 euro. En dat was wat de weduwe had én gaf.

      • Bedankt voor jullie rekensommen – daar ben ik sowieso geen kei in. Ik denk dat Hans € 3,13 bedoelt als dagloon. Dan zou het inderdaad om een jaar’salaris’ gaan van ruim € 600. In sommige landen is dat ook nu een normaal jaarinkomen. Dus in die zin zou Hans gelijk hebben: dan is de weduwe niet ‘beklagenswaardig’.
        Maar de tekst zegt niet voor niets dat het om 1/64ste deel gaat. Hoe hoog of laag het gemiddelde inkomen in die tijd ook was, maakt dan niet uit: als jij maar 1/64ste deel kunt weggeven, omdat je gewoonweg niet meer hebt, dan ben je arm…

Plaats een reactie